Merkwaardige macro mineralen

een informatieve rubriek met handstukken uit de collectie van Raymond Dedeyne, door hemzelf becommentarieerd en door Theo Muller van foto’s voorzien  -  voor vragen of suggesties, email mmm@minerant.org
 

Meta-autuniet

Les Oudots, Grury, Issy-l’Evêque, Saône-et-Loire, Bourgogne, Frankrijk


Foto 1



Foto 2 - detail




Na alle voorgaande MMM’s zal het zo stilaan wel geen geheim meer zijn dat ik, wat mineralen betreft, graag voor een maatje meer ga. Ik was dan ook aangenaam verrast toen ik op de beurs van Sainte Marie 2019 bij CC-Minerals - de stand van Cyril Caverivière - de enigszins buitenmaatse meta-autuniet van de foto’s op de kop kon tikken: met zijn 220 op 160 op 60 mm goed voor een slordige drie kilogram. Zowel boven als onder verdringen zich ettelijke honderden vierkant-tafelvormige kristallen tot 5 mm zijde en 2 mm dik op een matrix van ietwat rozige apliet - een graniet met een zeer fijne korrel van minder dan een millimeter diameter. De kleur is een op het eerste zicht ietwat vreemd aandoend geelgroen, maar wanneer je nader toekijkt blijkt dat een mengsel te zijn van felgeel en ietwat donkergroen, al naar gelang je de kristallen loodrecht op het tafelvlak of op de zijkant bekijkt. Onder een LW/UV bron (Convoy S2 - 365 nm) vertoont het specimen een massale gele fluorescentie. – zoals dat een goede meta-autuniet betaamt.

Maar ook de vindplaats was een verrassing: de openluchtgroeve van Les Oudots in het Franse departement Saône-et-Loire staat wel bekend om haar uitstekende meta-autuniet, maar goede en/of grote specimens daarvan zijn momenteel nog nauwelijks op de markt te vinden. Het was ooit een relatief kleine openluchtgroeve op zowat 40 km ten zuidwesten van Autun, de typevindplaats van autuniet. Het betreft een uraniumvoorkomen dat rond 1950 werd ontdekt door het Franse Agentschap voor Atoomenergie op de zoektocht naar grondstof voor de toen nog vrij prille – zowel militaire als civiele - nucleaire industrie. De groeve werd geëxploiteerd vanaf het begin van de vijftiger jaren tot ze in 1982 definitief gesloten werd. Er werd voornamelijk autuniet (gehydrateerd calciumuranylfosfaat) en in mindere mate ook uranocirciet (het barium-homoloog) gewonnen. Die kwamen voor in tot 100 meter lange en 40 cm dikke lagen die het graniet doorkruisten. Verzamelwaardige specimens werden er enkel in de jaren 1981 en 1982 gevonden: als herkomst werd toen vaak Luzy opgegeven, een stadje in de buurt van de groeve. Er werden diverse kristallisatietypes gevonden: tafelvormig (het meest voorkomend), pseudokubisch en –octaëdrisch en naaldvormig (het zeldzaamst). Goede (meta-)autuniet specimens uit Les Oudots worden onder de wereldwijd beste ooit gerekend.

Ze zijn meestal bariumhoudend, bij een gemiddelde van 3% - je spreekt hier dus eerder van bariumhoudende autuniet met als chemische formule (Ca,Ba)(UO2)2(PO4)2.12H2O. Op het exemplaar van de foto kon barium echter niet gedetecteerd worden – wél een kleine hoeveelheid (3 atoom %) strontium. Omgekeerd is ook de uranocirciet er sterk calciumhoudend. Eens ze aan omgevingsomstandigheden zijn blootgesteld verliezen zowel autuniet als uranocirciet snel kristalwater met vorming van hun respectievelijke meta-vormen. Nagenoeg alle momenteel nog overlevende exemplaren zijn ondertussen op zijn minst gedeeltelijk aldus omgezet, tenzij ze al de tijd vanaf hun ontginning onder water werden bewaard.

Autuniet van Les Oudots is bij verzamelaars (terecht) berucht voor zijn instabiliteit – en zo heb je tegelijk de reden waarom goede specimens nu nog zo moeilijk verkrijgbaar zijn. Wanneer ze onbeschermd bewaard worden gaan de kristalkorsten zich loswerken van de matrix (een verschijnsel bekend als exfoliatie) en zelfs al na enkele maanden hou je enkel nog wat los kristalgruis en een brok naakte matrix over. Om dat te verhinderen moeten dergelijke specimens gestabiliseerd worden – bij voorkeur met acrylhars. Ik verkies daarvoor Paraloid B72 – een ethyl-methylacrylaat copolymeer van Kremer Pigmente GmbH dat in de betere teken- en schildergeriefzaken als glasheldere korreltjes verkrijgbaar is (het wordt nogal eens gebruikt voor het beschermen van kunstwerken). Het is volledig kleurloos en tegenover mineralen is het zo goed als chemisch inert. Het is oplosbaar in de meeste vluchtige solventen – zelf verkies ik aceton. Je lost de korreltjes op tot je de gewenste concentratie bekomt – al naar gelang het te remediëren geval werk ik met een sterkte 5 tot 20%. Het oplossen duurt wel enige tijd: eerst zie je de korrels traag vervloeien en opzwellen maar mits regelmatig schudden bekom je met wat geduld (een dag of zo) een glasheldere en weinig viskeuze oplossing. Met behulp van een zacht penseel beschilder je daarmee het volledige te stabiliseren oppervlak en dan laat je het solvent in openlucht verdampen tot volledig droog. Stel daarbij zeker dat er geen vonken of vlammen in de buurt zijn: aceton is zeer brandbaar en de dampen kunnen explosief zijn. Bij zeer onstabiele ondergronden is het beter meerdere beschermlagen na elkaar aan te brengen. Het eindresultaat is een dunne, zo goed als onzichtbare plastic film die je specimen – zonder de kleur ervan te wijzigen - hermetisch van de buitenlucht afsluit en het beschermt tegen verder waterverlies en/of afbrokkeling. De beschermende laag kan indien nodig later (voor bijvoorbeeld een Raman-analyse achteraf) ook terug verwijderd worden via losweken in een bad van hetzelfde solvent. De verkoper van het specimen op de foto verzekerde mij dat het al gestabiliseerd was – wat ik graag geloofde, aangezien het anders nooit de tand des tijds had overleefd – maar veiligheidshalve heb ik het nog maar eens een paar extra stabilisatielagen gegeven. Volledigheidshalve: sommige hardliner-verzamelaars verzetten zich hardnekkig tegen elke vorm van uitwendige ingreep op specimens, met inbegrip van het stabiliseren. Dat is uiteraard hun goed recht, maar dan moeten ze het wel stellen met een verzameling zónder specimens uit Les Oudots: wat daarvan niet gestabiliseerd is gaat onherroepelijk en onomkeerbaar spontaan in de vernieling.

Het antwoord op de vraag waarom juist deze autuniet zo onstabiel is blijft helaas onbeantwoord. Sommige bronnen menen dat dit te wijten is aan het deshydratatieproces naar meta-autuniet, maar dat is volgens mij te kort door de bocht. Autuniet specimens van veel andere locaties zijn naar mijn ervaring wél stabiel: (meta-)autuniet van zowel Margnac (Frankrijk) als Viseu (Portugal) blijven in mijn verzameling in perfecte conditie zonder dat die ooit gestabiliseerd werden. Ik vermoed dat voor Les Oudots ook de matrix (mee) verantwoordelijk is voor de instabiliteit.

Als uraniummineraal is meta-autuniet behoorlijk radioactief (maar dan ook weer niet zó sterk dat het uit verzamelingen absoluut zou moeten geweerd worden). Bijgevolg dient het met het nodige respect te worden behandeld en een aantal basisregels moeten daarbij strikt worden gevolgd. Het hoort absoluut niet thuis in kinderhanden. Behandelen gebeurt uitsluitend in openlucht onder het dragen van een goede kwaliteit gezichtsmasker (liefst van het type FFP3 met een filtrerend vermogen van 99+% - ons welbekend sinds de Corona-epidemie) en daarbij wordt noch gerookt, gegeten of gedronken. Opslaan of etaleren gebeurt in goed afgesloten containers en nooit in frequent bewoonde ruimtes zoals woon- of slaapkamers of burelen. Het grootste gezondheidsgevaar van uraniummineralen zit hem in het radongas dat geproduceerd wordt tijdens het spontaan radioactief verval: bij inademen wordt dat zeer sterk geadsorbeerd aan de longblaasjes en daar oefent het als alfa-straler ongehinderd zijn vernietigende werking uit op het omringende weefsel. Eens het zich daar heeft vastgezet is het nagenoeg niet meer te verwijderen: je bent als het ware zelf je eigen wandelende radioactieve bron geworden. Daarom bewaar ik ze steeds in dozen van harde, vormvaste plastic die zorgvuldig rondom worden afgeplakt met doorzichtige tape en die enkel in openlucht worden geopend. Hier geldt meer dan ooit: better safe than sorry.
 
alfabetische index