Merkwaardige macro mineralen

een informatieve rubriek met handstukken uit de collectie van Raymond Dedeyne, door hemzelf becommentarieerd en door Theo Muller van foto’s voorzien  -  voor vragen of suggesties, email mmm@minerant.org
 

GIPS

Red River Floodway, Winnipeg, Manitoba, Canada


Het laatste wat je van gips kunt zeggen is dat het een zeldzaam mineraal is: het is bekend van duizenden locaties. Maar de situatie verandert wel enigszins als je op zoek gaat naar echt iconische vindplaatsen - dat zijn er heel wat minder. Eén daarvan is de Red River Floodway (ook wel bekend als de Red River Spillway) ten oosten van Winnipeg, de hoofdstad van de Canadese provincie Manitoba.

De Red River (volledigheidshalve: of the North – want er zijn in totaal niet minder dan 10 Red Rivers in de USA!) is met een lengte van 885 km en een afwateringsgebied van bijna 300 000 km2 een vrij respectabele rivier (fig 1). Vanuit de USA – waar hij de grens vormt tussen de staten North Dakota en Minnesota – stroomt hij noordwaarts Canada binnen, bevloeit Winnipeg om dan tenslotte uit te monden in Lake Winnipeg, een van de grootste Canadese zoetwatermeren. De Red River staat als vrij temperamentvol aangeschreven: al van oudsher was hij de oorzaak van herhaaldelijke zware voorjaarsoverstromingen, zowel in de USA als in Canada. De winters in de streek zijn doorgaans bitter koud met hevige sneeuwval. Wanneer de dooi aanbreekt in het zuidelijk stroomgebied zit de rivier in het noorden doorgaans nog dicht met ijs. Het afwateringsgebied - de bodem van een voormalig prehistorisch meer – is bovendien ook nog eens vrij vlak. Combineer dat alles dan nog met occasionele zware voorjaarsregens en je hebt het recept voor een overstroming om U tegen te zeggen.


Figuur 1: Red River situatieschets
CC BY-SA 2.5, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=1677923


In 1950 was het weer eens zover: de rivier trad in de regio Winnipeg buiten zijn oevers over een gebied van meer dan 1400 km2. De stad kwam op sommige plaatsen meer dan 9 meter onder water te staan, 4 van de 11 bruggen werden verwoest en meer dan 100 000 inwoners moesten in ijltempo geëvacueerd worden. Maar nu was de maat wel vol voor Dufferin Roblin, premier van Manitoba. Die liet toen de Red River Floodway (afvoerkanaal, overlaat) uitgraven die in tijden van nood de Red River behoorlijk moest kunnen ontlasten. Het werd een 47 km lang afvoerkanaal dat startte aan de rivier ten zuiden van Winnipeg om dan met een brede boog naar het oosten de stad te ronden om tenslotte in het noorden weer in de Red River uit te monden (fig 2). De constructie duurde van 1962 tot 1968 en er werd daarbij 76,5 miljoen m3 grond verplaatst - meer dan voor het Suezkanaal nodig was geweest! De originele capaciteit bedroeg 2500 m3 per seconde (probeer je dat maar eens voor te stellen!) – later werd dat nog bijgesteld tot 4000. Aanvankelijk was niet iedereen even overtuigd van het nut van dit project: politieke tegenstanders noemden het smalend “Duff’s Ditch” (Dufferin’s greppel). Uiteindelijk werd het echter een succesverhaal over de hele lijn: het project werd binnen tijdschema afgewerkt, aan een kostprijs die onder budget lag en het vooropgestelde doel werd ruimschoots gerealiseerd (hier te lande – waar overheidsprojecten meestal te lang duren, te veel kosten en achteraf frequent zelfs niet eens werken – kunnen ze daar nog een punt aan zuigen!). De Red River bleef daarna wel overstromen – zoals in 1997 (in de USA herinneren ze zich nog levendig “the flood of the century”), 2009 en 2011 – maar nu kwam Winnipeg er telkens wel zonder kleerscheuren van af.


Figuur 2: Red River Floodway
By Kmusser - Own work, CC BY 2.5, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=2123456


Ondertussen hoor ik je al luidop denken: maar hoe zit dat nu met die gips? Tijdens het graven van de Floodway stootte men rond het einde van de zestiger jaren ten oosten van Winnipeg op een oude kleilaag van zo’n 20 km breed waarin mooie gipsclusters werden ontdekt. Dat die nooit eerder waren opgemerkt kwam doordat ze pas op een diepte van 7 a 10 meter werden aangetroffen en die werd hier pas voor het eerst gehaald door de graafwerken voor de Floodway. Sindsdien kwamen met de regelmaat van een klok nieuwe specimens op de markt – het laatst nog in 2018 uit de Block and Blady Open Pit, een “specimen mining” onderneming net ten Oosten van Winnipeg. Dat betekent niet dat je er zomaar je geluk kunt gaan beproeven: het graven van een 10 meter diepe put is niet voor iedereen weggelegd en bovendien mag dat enkel met een licentie die aan strenge voorwaarden gebonden is.

De specimens in kwestie vertonen een sterke morfologische variatie: platte, schijfvormige aggregaten van lensvormige kristallen (de zogenaamde “zonnebloemen”), sferische clusters opgebouwd uit kleine platte kristallen waaruit occasioneel enkele significant grotere lenzen tevoorschijn komen, geïsoleerde tafelvormige of geblokte kristallen en groepen van straalvormig gerangschikte dikke kristallen. De kleur varieert van zeer lichtgeel over oranje naar amber.

Het specimen van foto 1 kocht ik van Georges Claeys op Minerant 1997. Het is een perfecte floater van 85 op 75 op 65 mm, kleurloos tot lichtgeel, volledig transparant en opgebouwd uit euhedrische kristallen tot 35 mm individueel. Voor de Red River Floodway is dit wel een vrij uitzonderlijk specimen, zowel wat habitus, helderheid als kleur betreft. Bovendien is het niet gekleefd, een euvel dat bij dergelijke specimens nogal eens voorkomt.


Foto 1: Red River Floodway gips #0202 – VIS opname


Het specimen van foto 2 (75x65x95 mm) is afkomstig van de beurs van Luik in 1999: een amberkleurig, semi-sferisch conglomeraat van gipslenzen tot 4 cm individueel met een opvallende uitspringende [100] zwaluwstaart tweeling van 30 op 35 op 15 mm (fig 3). Ook dit is een volledige floater.


Foto 2: Red River Floodway gips #0434 – VIS opname



Figuur 3: Red River Floodway [100] gipstweeling


Het derde specimen tenslotte (foto 3 – 115x105x70 mm) vond ik op de beurs van Harelbeke in 2013. Ik kocht het als sideriet uit het Franse Allevard (dat specimens opleverde met deels een analoog uitziende habitus), maar uit enkele eenvoudige testjes en wat literatuursonderzoek bleek algauw dat dit in werkelijkheid een Red River Floodway gips was. Mogelijk is hier een labelverwisseling aan het werk geweest. Ook dit is een conglomeraat - vrij onregelmatig van vorm – van geelbruine, lensvormige kristallen tot 2 cm.


Foto 3: Red River Floodway gips #2662 – VIS opname


De drie specimens vertonen alle – zowel met UVA, UVB als UVC licht – een uitgesproken fluorescentie én bovendien ook nog een vrij sterke nagloei (“fosforescentie”) van 4 tot 5 seconden (foto’s 4, 5, 6). De UVA fluorescentie is telkens spookachtig blauw-wit, dat nog verder de blauwe kant opschuift onder UVC. De nagloei heeft een duidelijk groenige kleur. Zowel de ligging als de (sterk verbrede) vorm van de pieken in het spectrum wijzen naar een organische oorzaak voor de fluorescentie/nagloei. Bij vergelijking van overeenkomstige fluorescentiespectra voor de drie specimens (driemaal UVA in fig 4) blijkt ook hoe vorm en ligging van de curven wijzigt naarmate de samenstelling van de organische (humus)zuren verandert.

Met dank aan Ludo Van Goethem voor het foto- en fluorescentiewerk en aan Paul Tambuyser voor de VESTA kristaltekening.


Figuur 4: UVA spectra voor drie Red River Floodway gipsspecimens



Foto 4: Red River Floodway gips #0202 – VIS, UVA, UVC, nagloei opnames



Foto 5: Red River Floodway gips #0434 – VIS, UVA, UVC, nagloei opnames



Foto 6: Red River Floodway gips #2662 – VIS, UVA, UVC, nagloei opnames


 
alfabetische index