Tip van de maand

nuttige wenken en praktische tips voor de mineralenverzamelaar
voor vragen of suggesties, email tips@minerant.org
 

Tip 37: microchemie deel 12: chloride ( Cl- ) aantonen

een tip van Paul Mestrom
 

Haliet, kristallen tot 2 cm
Wadi Natrun, Wadi Natrun depressie, Westelijke Woestijn, Egypte
Vondst Marco Marchesini, Foto en collectie: Paul Mestrom

Het bekendste chloride is ongetwijfeld keukenzout, NaCl. Chemici noemen het natriumchloride en de mineralogen haliet.
Als je denkt aan de zee, de zoutafzettingen in woestijnachtige gebieden en de grote zoutlagen onder de grond b.v. in het noorden van Nederland en in Polen, dan zou je gemakkelijk kunnen denken dat chloriden in de aardkorst niet zeldzaam zijn. Toch vormt chloor maar 0,013 % van onze aardkorst.
Desondanks zijn er meer dan 500 chloorbevattende mineralen bekend.
Heel veel daarvan zijn goed oplosbaar in water of in zuur. Bij de meeste silicaten is dat niet het geval.

Een goede test om het chloor (beter: chloride) aan te tonen is dus vaak nuttig. Voor deze test heb je nodig:
  • salpeterzuur (HNO3, 10%) of azijnzuur (CH3COOH, 10%)
  • zilvernitraat ( AgNO3 , 10%)
  • ammonia (uit de supermarkt, oplossing van ammoniak, NH3 ,maximaal 5%)

Werkwijze:
  1. leg een klein stukje mineraal op een microscopeerglaasje en voeg een druppel water toe. Lost het mineraal op, werk dan verder met deze druppel. Sla 2 over
  2. lost het mineraal niet op, voeg dan een druppel azijnzuur of salpeterzuur toe. Zoutzuur (een HCl-oplossing) is in dit geval uiteraard niet bruikbaar! Lost het mineraal niet op, dan heeft verdergaan met deze test geen zin
  3. breng een druppel AgNO3-oplossing naast de mineraal-oplossing
  4. verbind de beide druppels met elkaar.
    Als chloride aanwezig is ontstaat een wit neerslag. Dit kan onder invloed van licht langzaam paarsachtig tot zwart worden

Extra zekerheid kan verkregen worden door aan het neerslag een overmaat ammonia toe te voegen. Het zilverchloride lost dan op.
Omdat ammonia sterk basisch is kunnen andere metaalionen hiermee een neerslag vormen. Zie je het neerslag niet oplossen, dan hoeft dat dus niet te betekenen dat er geen chloride aanwezig is.

De chemie hierachter:

Het witte neerslag is zilverchloride dat ontstaat uit de zilverionen en de chloride-ionen:
Ag+ + Cl- ➞ AgCl
Het oplossen van AgCl in ammonia:
AgCl + 2 NH3 ➞ Ag(NH3)2+ + Cl-

Andere negatieve ionen:

De andere halogeniden leveren met zilvernitraat ook een neerslag op. Bij het bromide (Br-) is dat lichtgeel, bij het jodide (I-) geel.
Ook het carbonaat-ion levert een lichtgeel neerslag op. Dat is uiteraard alleen van toepassing bij carbonaten die in water oplosbaar zijn. Moet zuur gebruikt worden om het mineraal in water op te lossen, dan reageert het carbonaat weg tot CO2-gas.
Het sulfaat-ion levert geen neerslag met zilvernitraat.
Fosfaten en arsenaten lossen meestal alleen in zuren op. In dat geval ontstaat met zilvernitraat zeker geen neerslag.

Slecht oplosbare chloriden
Sommige chloriden zijn slecht oplosbaar in water, maar lossen bij verwarming wel of een beetje op. Een mooi voorbeeld daarvan is lood(II)chloride, PbCl2. Als mineraal kennen we het onder de naam cotunniet. Voor de reactie met zilvernitraat is verwarmen dus nuttig in dit geval. Het lood-ion is gemakkelijk aan te tonen met kaliumjodide (zie tip 12, microchemie deel 5).

Tot slot nog de altijd geldende opmerkingen:
  1. vergeet niet de nodige voorzorgsmaatregelen nemen om verantwoord en veilig te werken!
  2. test altijd ook met bekende mineralen om te kunnen vergelijken met de waarnemingen bij het te onderzoeken mineraal.